Taxonomie
![Foto](/uploads/6/5/5/5/65557571/8453160.jpg?285)
Rijk: Animalia (Dieren)
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde: Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Serpentes (Slangen)
Familie: Pythonidae (Pythons)
Geslacht: Python
Soort: Python regius
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Reptilia (Reptielen)
Orde: Squamata (Schubreptielen)
Onderorde: Serpentes (Slangen)
Familie: Pythonidae (Pythons)
Geslacht: Python
Soort: Python regius
Algemeen
De koningspython is een bekende wurgslang die niet zo groot wordt. Hij staat bekend als een rustige, vriendelijke, nieuwsgierige en niet-agressieve slangensoort. Hij bijt dan ook zeer zelden en bij gevaar rolt hij zich op met de kop in het midden ter bescherming (foto 1). Daarom is hij ook geschikt voor de beginnende slangenhouder. De koningspython is meestal goed te hanteren en weinig agressief. Het is een niet-giftige wurgslang. De gemiddelde lengte ligt tussen de 90 en 120 cm. Meestal worden ze niet langer dan 150 cm. Vrouwtjes worden in het algemeen groter dan mannetjes en bereiken soms lengtes van 180 cm. Het lichaam is dik, gespierd en massief. De kop is relatief groot, afgeplat en peervormig (foto 2). Er is een duidelijke overgang zichtbaar naar de smallere hals. Ze hebben een donkerbruine tot zwarte kleur met geelbruine vlekken (foto 3). In deze vlekken zijn meestal kleinere vlekjes aanwezig met dezelfde kleur als de basiskleur. Vaak is er ook een lichter randje rond de vlekken. In gevangenschap worden ze 20 tot 30 jaar oud.
Van nature
Deze python leeft in het wild in West-Afrika. Het leefgebied bestaat uit drogere gebieden als savannen en bossen, maar wel altijd in de buurt van water. In de natuur leven ze solitair. Hoewel ze niet sociaal zijn, dulden ze wel de aanwezigheid van soortgenoten in hun holen. Deze slang is voornamelijk een bodembewoner, maar wil soms ook klimmen. Ze zijn vooral actief tussen zonsondergang en zonsopkomst. Overdag verschuilen ze zich meestal op donkere plaatsen. ’s Nachts jagen ze. Voordat ze de prooi opeten, wordt deze eerst gestikt door middel van wurging. De ogen zijn aangepast aan jagen bij zwak licht. Verder jachttechnieken die deze python gebruikt zijn gelijklopend aan methodes die algemeen gebruikt wordt door slangen. Deze worden hier uitgelegd.
Huisvesting
![Foto](/uploads/6/5/5/5/65557571/2223505_orig.jpg)
Hun terrarium moet ruim zijn. Voor 1 volwassen slang moet het minimaal 40x80x50 cm zijn (hxbxd). Voor een kweekkoppel moet het minstens 75x120x90 cm zijn. Je kan het terrarium in een terrariumspeciaalzaak aankopen maar je kan ook zelf één maken. Hou er rekening mee dat koningspythons meester-ontsnappers zijn! Let er dus op dat het deksel of de deuren goed sluiten en ventilatieopeningen niet té groot zijn, zodat de slang zich erdoor zou kunnen wurmen of erin klem zou kunnen komen te zitten.
Zorg voor een ondoorzichtige achterwand en bij voorkeur ook zijwanden, zoals de foto hiernaast.
Er zijn een aantal specifieke parameters waar men rekening mee moet houden voor het bekomen van een optimale leefomgeving voor de koningspython:
Zorg voor een ondoorzichtige achterwand en bij voorkeur ook zijwanden, zoals de foto hiernaast.
Er zijn een aantal specifieke parameters waar men rekening mee moet houden voor het bekomen van een optimale leefomgeving voor de koningspython:
- Er moet altijd een waterschaal aanwezig zijn. Ook een paar stevige en stabiele klimtakken en voldoende schuilplaatsen zijn onmisbaar. Zorg ervoor dat zowel de waterbak als de schuilplaatsen groot genoeg zijn, zodat uw slang er volledig in en onder past. Dit geeft hen een veilig gevoel. De slang zal de waterschaal ook gebruiken om uit te drinken en soms ook om hun behoeften in te doen. Let er op dat het water niet te koud of te warm is en vervang dit regelmatig! Verder kunnen er in het terrarium ook kunstplanten en stukken drijfhout/(kurk)schors gelegd worden.
- Als bodembedekking zijn beukensnippers, bark en droge humus geschikt. Krantenpapier zou ook gebruikt kunnen worden, maar dit is erg onnatuurlijk en is dus een weinig gekozen alternatief.
- In de meeste huizen ligt de luchtvochtigheid tussen 50 en 70 %. Dit is ook prima voor de koningspython. Een te natte omgeving zorgt voor huidproblemen. Als de luchtvochtigheid te laag wordt kan dit problemen geven bij het vervellen. In dit geval kun je met een plantenspuit in het terrarium sproeien om de luchtvochtigheid te verhogen. Gebruik een hygrometer om dit te controleren.
- Overdag moet de temperatuur 27 – 32°C zijn. ’s Nachts mag dit enkele graden koeler, nl. 23 – 27 °C. Met een warmtespot kun je de temperatuur regelen. Voorkom dat de slangen direct contact met de warmtebron kunnen maken, omdat dit ernstige brandwonden kan opleveren. Gewone gloeilamp met een hoog wattage (40 watt), infraroodlampen en keramische warmtestralers zijn een aantal geschikte warmtebronnen. In een kleiner terrarium is één warmtespot soms voldoende. Indien nodig kan extra verwarmd worden met een warmtemat onder het terrarium. Deze mag de helft tot twee-derde van het bodemoppervlak bedekken. Plaats ook meerdere thermometers in het terrarium, in ieder geval 1 onder de warmtespot en 1 in de hoek die het verst van de warmtespot ligt. Controleer regelmatig het klimaat in uw terra. Ze kunnen namelijk erg ziek worden van slechte levensomstandigheden.
- Omdat het nachtdieren zijn, hebben ze geen bijzondere eisen voor de verlichting. Voor een klein terrarium is een gloeilamp (zie vorige alinea) voldoende. Ze moeten wel een regelmatige licht/donker cyclus ondergaan, dus het is belangrijk en gemakkelijk om er een timer op aan te sluiten, zodat de cyclus automatisch gemaakt wordt. Gezien de temperatuur ’s avonds ook mag dalen, is het aangeraden om een thermostaat aan de timer te verbinden. ’s Avonds en ’s nachts moet je de gewone gloeilamp uitzetten en een rode, blauwe of zwarte lamp gebruiken in de plaats. Deze kleurlampen zorgen ervoor dat het donker is maar dat de gewenste temperatuur toch behouden blijft.
Winterrust
In perioden van droogte en warmte, houdt de koningspython een tijdspanne van rust. Dit moet gerespecteerd worden! Om te kweken moet er absoluut een winterrustperiode van ongeveer 4 maanden zijn. De periode start van december tot februari of maart. Sommige kwekers kiezen om deze periode 2 maand eerder te laten starten. Tijdens deze tijd is de daglengte maximaal 10u en omgevingstemperatuur gaat omlaag naar 26 °C overdag en 24 °C ’s nachts. In deze periode zijn ze minder actief en hebben ze een verminderde eetlust.
In gevangenschap is deze periode ook nodig om de kweekkoppels aan te zetten om te paren.
Hoe u deze rusttijd best op gang brengt, leest u hier.
In gevangenschap is deze periode ook nodig om de kweekkoppels aan te zetten om te paren.
Hoe u deze rusttijd best op gang brengt, leest u hier.
Verzorgen en hanteren
![Foto](/uploads/6/5/5/5/65557571/6970844_orig.jpg)
Controleer iedere dag het klimaat en de hygiëne van het terrarium. Ververs dagelijks het water door schoon lauw water en verwijder daarbij ook niet opgegeten voedsel en ontlasting. Iedere 2 tot 3 maanden dient u het volledige terrarium schoon te maken.
Kranten die als bodembedekking gebruikt worden, moeten vaker vervangen worden. Als ontsmetter gebruik je een milde desinfectans zoals Halamid-D, spoel goed na en droog alles goed af.
Om te zorgen dat je slang handtam wordt en blijft, zal je de slang regelmatig moeten hanteren. Kleine koningspythons kunnen met één hand ongeveer halverwege het lichaam worden opgepakt. Grotere exemplaren met twee handen op één-derde en twee-derde deel van het lichaam vastnemen (zie foto). Laat de slang rond je vingers, handen of armen kronkelen. Zorg er wel voor dat je het dier altijd net achter de kop kunt pakken voor het geval de python nerveus of bang wordt. Als je de slang wilt losmaken, pak je de staart en maak je ze in tegengestelde richting los.
Hou de slang ook nooit in de buurt van je gezicht: ze bijten zeer zelden, maar als ze bijten kunnen ze pijnlijke, bloederige wonden veroorzaken. Om de kans op beten te verkleinen, is het aangeraden te zorgen dat je niet naar een prooi ruikt.
Kranten die als bodembedekking gebruikt worden, moeten vaker vervangen worden. Als ontsmetter gebruik je een milde desinfectans zoals Halamid-D, spoel goed na en droog alles goed af.
Om te zorgen dat je slang handtam wordt en blijft, zal je de slang regelmatig moeten hanteren. Kleine koningspythons kunnen met één hand ongeveer halverwege het lichaam worden opgepakt. Grotere exemplaren met twee handen op één-derde en twee-derde deel van het lichaam vastnemen (zie foto). Laat de slang rond je vingers, handen of armen kronkelen. Zorg er wel voor dat je het dier altijd net achter de kop kunt pakken voor het geval de python nerveus of bang wordt. Als je de slang wilt losmaken, pak je de staart en maak je ze in tegengestelde richting los.
Hou de slang ook nooit in de buurt van je gezicht: ze bijten zeer zelden, maar als ze bijten kunnen ze pijnlijke, bloederige wonden veroorzaken. Om de kans op beten te verkleinen, is het aangeraden te zorgen dat je niet naar een prooi ruikt.
Gedrag
Koningspythons zijn solitair en worden dus best alleen gehuisvest. Als je toch meerdere slangen samen wilt houden, schaf je de dieren dan bij voorkeur jong aan en laat deze dan al vroegtijdig aan elkaar wennen. Zorg voor voldoende schuilplaatsen. Haal bij etenstijd de slangen altijd uit elkaar vóór het voederen.
Voeding
![Foto](/uploads/6/5/5/5/65557571/335788_orig.jpg)
Wilde koningspythons eten kleine zoogdieren zoals gerbils en ratten. Ze eten ook hagedissen en vogels. Vaak specialiseren ze zich in 1 soort prooi. De meeste koningspythons in gevangenschap laten zich goed voeden met muizen en/of jonge ratten. Dode en bevroren muizen en ratten zijn verkrijgbaar in terrariumspeciaalzaken. Ontdooi ze ruim op tijd. Ze moeten aangeboden worden op kamertemperatuur.
Indien ze in de magnetron ontdooit worden, verandert de samenstelling van het vlees. Het risico op snel bederft verhoogt. Dit kan doorgaan in het darmkanaal van de slang en zo het dier ziek maken.
Bij diepvriesvoeding is het belangrijk om af en toe wat multivitamine-druppels toe te voegen omdat ingevroren voer soms minder vitaminen en mineralen bevat. De prooidieren dienen goed gevoederd te worden met gevarieerd en vitaminerijk voedsel. Hiervoor kunnen er vitaminen toegevoegd worden aan het eten van de prooidieren. Dit komt de slangen ook ten goede en dan is het niet nodig om extra vitaminen te geven.
Zieke slangen kan men ter ondersteuning vitamine C-complex per injectie laten toedienen (door de dierenarts!). Bij huid- en vervellingsproblemen kan men eenmalig vitamine A per injectie laten geven. Deze vitamine versnelt het vervellen en ondersteunt ook het genezingsproces van de huid. Bij vitamine D- en kalkgebrek kan men 4 gram calciumlactaat toevoegen aan een liter drinkwater. indien u denkt dat uw dier ziek is, contacteer dan een gespecialiseerde dierenarts.
Voer met een voedertang of pincet. Je kan de interesse voor de dode prooi wekken door de prooi voor de neus van de slang heen en weer te bewegen.
Slangen kunnen met zowel dode als levende prooidieren gevoerd worden. Voor-en nadelen worden hier uitgelegd.
Jonge koningspythons kunnen gevoerd worden met nestmuizen of springers (wat oudere volledig behaarde muizen). Gedurende de eerste 3 maanden mogen ze maximaal 2 muizen per week krijgen, daarna 3 muizen iedere 2 weken. Zorg dat de grootte van de prooi overeenkomt met die van de python; dus hoe groter de slang, hoe groter de prooi. Let erop dat je slang niet te dik wordt want dat is erg ongezond. Ook kunnen slangen met overgewicht zich moeilijk voortplanten.
Voer je slang het best ’s avonds net voor het uitschakelen van de verlichting. Ze weigeren soms enkele maanden te eten. Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang het gewicht en de conditie niet afnemen. Vooral bij wildvang-dieren wordt het niet-eten nogal eens veroorzaakt door bv. Huisvesting- en gezondheidsproblemen en de daardoor veroorzaakte stress.
Raadpleeg altijd een dierenarts gespecialiseerd in reptielen als het vasten aanhoudt of wanneer de slang afvalt.
Indien ze in de magnetron ontdooit worden, verandert de samenstelling van het vlees. Het risico op snel bederft verhoogt. Dit kan doorgaan in het darmkanaal van de slang en zo het dier ziek maken.
Bij diepvriesvoeding is het belangrijk om af en toe wat multivitamine-druppels toe te voegen omdat ingevroren voer soms minder vitaminen en mineralen bevat. De prooidieren dienen goed gevoederd te worden met gevarieerd en vitaminerijk voedsel. Hiervoor kunnen er vitaminen toegevoegd worden aan het eten van de prooidieren. Dit komt de slangen ook ten goede en dan is het niet nodig om extra vitaminen te geven.
Zieke slangen kan men ter ondersteuning vitamine C-complex per injectie laten toedienen (door de dierenarts!). Bij huid- en vervellingsproblemen kan men eenmalig vitamine A per injectie laten geven. Deze vitamine versnelt het vervellen en ondersteunt ook het genezingsproces van de huid. Bij vitamine D- en kalkgebrek kan men 4 gram calciumlactaat toevoegen aan een liter drinkwater. indien u denkt dat uw dier ziek is, contacteer dan een gespecialiseerde dierenarts.
Voer met een voedertang of pincet. Je kan de interesse voor de dode prooi wekken door de prooi voor de neus van de slang heen en weer te bewegen.
Slangen kunnen met zowel dode als levende prooidieren gevoerd worden. Voor-en nadelen worden hier uitgelegd.
Jonge koningspythons kunnen gevoerd worden met nestmuizen of springers (wat oudere volledig behaarde muizen). Gedurende de eerste 3 maanden mogen ze maximaal 2 muizen per week krijgen, daarna 3 muizen iedere 2 weken. Zorg dat de grootte van de prooi overeenkomt met die van de python; dus hoe groter de slang, hoe groter de prooi. Let erop dat je slang niet te dik wordt want dat is erg ongezond. Ook kunnen slangen met overgewicht zich moeilijk voortplanten.
Voer je slang het best ’s avonds net voor het uitschakelen van de verlichting. Ze weigeren soms enkele maanden te eten. Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang het gewicht en de conditie niet afnemen. Vooral bij wildvang-dieren wordt het niet-eten nogal eens veroorzaakt door bv. Huisvesting- en gezondheidsproblemen en de daardoor veroorzaakte stress.
Raadpleeg altijd een dierenarts gespecialiseerd in reptielen als het vasten aanhoudt of wanneer de slang afvalt.
Voortplanting
![Foto](/uploads/6/5/5/5/65557571/7269090.jpg?339)
Geslachtsdimorfisme is niet altijd duidelijk, maar er zijn wel aanwijzingen. Het mannetje is in het algemeen korter en slanker van bouw en heeft bovendien ook een kleinere kop. Hij heeft grotere en duidelijkere anale sporen (klauwachtige restanten van de achterpoten, zie foto) aan weerszijden van de cloaca. Mannetjes hebben ook een bredere staartbasis. Door inwendig onderzoek kan (bijna) altijd correct bepaald worden wat het geslacht is. Deze slang is geslachtsrijp op een leeftijd van ongeveer 3 jaar.
Wanneer de temperatuur daalt richting 20°C en de slang stopt met eten begint het voortplantingsseizoen. Normaal gaan de solitair levende dieren dan op zoek naar een partner. In Afrika vindt dit plaats rond december. Om te kweken in gevangenschap moet je ook een koelere periode (winterrust, zie slangen algemeen) aanbieden om de dieren tot voortplanten aan te zetten.
Na ongeveer 25 dagen dracht wordt het vrouwtje wat dikker. Enige tijd later kun je de eieren van buitenaf voelen. De eieren zijn kwetsbaar, dus hanteer een drachtig vrouwtje zo min mogelijk. Vanaf ongeveer 3 weken dracht tot het moment dat de eieren uitkomen of worden weggehaald zal het vrouwtje niet eten. Ongeveer 24 - 42 dagen voordat ze haar eieren legt, gaat ze nog eens vervellen. Rond 70 dagen na de paring, zal het vrouwtje de eieren leggen. Zorg ervoor dat er knusse, donkere en vochtige legbox aanwezig is met een laagje vochtig vermiculiet, turfmolm of veenmos op de bodem. Gemiddeld worden er 6 eieren gelegd.
Bij uitbroeding in een broedstoof met een temperatuur tussen 30 - 32°C, komen de eieren na 60 - 80 dagen uit. Als je het vrouwtje haar eieren zelf laat uitbroeden, duurt het in de regel langer voordat de eieren uitkomen. In die periode is het vrouwtje volledig om de eieren heen gewikkeld en zal ze ze niet achterlaten en niet eten. Voor een gezond vrouwtje is dit geen probleem.
Zorg voor een goede temperatuur: ongeveer 30 - 32°C overdag en 25°C ’s nachts. Eenmaal uit het ei gekomen is, kijkt het vrouwtje er niet meer naar om. Zodra de jongen uitgekomen zijn, kunnen ze allemaal apart gehuisvest worden in een kweekbak met kranten- of keukenpapier op de bodem, een schuilplaats en een kleine ondiepe waterschaal. De meeste jongen zullen niet willen eten tot na hun eerste vervelling. De jongen zijn bij geboorte zo'n 30 cm lang en groeien in de eerste 3 jaar 30 cm per jaar.
Wanneer de temperatuur daalt richting 20°C en de slang stopt met eten begint het voortplantingsseizoen. Normaal gaan de solitair levende dieren dan op zoek naar een partner. In Afrika vindt dit plaats rond december. Om te kweken in gevangenschap moet je ook een koelere periode (winterrust, zie slangen algemeen) aanbieden om de dieren tot voortplanten aan te zetten.
Na ongeveer 25 dagen dracht wordt het vrouwtje wat dikker. Enige tijd later kun je de eieren van buitenaf voelen. De eieren zijn kwetsbaar, dus hanteer een drachtig vrouwtje zo min mogelijk. Vanaf ongeveer 3 weken dracht tot het moment dat de eieren uitkomen of worden weggehaald zal het vrouwtje niet eten. Ongeveer 24 - 42 dagen voordat ze haar eieren legt, gaat ze nog eens vervellen. Rond 70 dagen na de paring, zal het vrouwtje de eieren leggen. Zorg ervoor dat er knusse, donkere en vochtige legbox aanwezig is met een laagje vochtig vermiculiet, turfmolm of veenmos op de bodem. Gemiddeld worden er 6 eieren gelegd.
Bij uitbroeding in een broedstoof met een temperatuur tussen 30 - 32°C, komen de eieren na 60 - 80 dagen uit. Als je het vrouwtje haar eieren zelf laat uitbroeden, duurt het in de regel langer voordat de eieren uitkomen. In die periode is het vrouwtje volledig om de eieren heen gewikkeld en zal ze ze niet achterlaten en niet eten. Voor een gezond vrouwtje is dit geen probleem.
Zorg voor een goede temperatuur: ongeveer 30 - 32°C overdag en 25°C ’s nachts. Eenmaal uit het ei gekomen is, kijkt het vrouwtje er niet meer naar om. Zodra de jongen uitgekomen zijn, kunnen ze allemaal apart gehuisvest worden in een kweekbak met kranten- of keukenpapier op de bodem, een schuilplaats en een kleine ondiepe waterschaal. De meeste jongen zullen niet willen eten tot na hun eerste vervelling. De jongen zijn bij geboorte zo'n 30 cm lang en groeien in de eerste 3 jaar 30 cm per jaar.
Ziekten
- Erfelijke aandoeningen komen regelmatig voor zoals een kronkel in de ruggengraat, afwijkende schubben en misvormingen aan het oog. Met deze slangen mag nooit gekweekt worden!
- Problemen met vervelling komen ook veel voor. Slangen hebben een transparante huid over hun ogen. Deze hoort in 1 geheel met de rest van de huis losgelaten te worden. Controleer altijd of de vervelde huid compleet is! Gezonde koningspythons vervellen meerdere keren per jaar en het hele proces duurt normaal niet langer dan een uur.
Andere huidproblemen die regelmatig voorkomen zijn (brand)wonden. Raadpleeg zo snel mogelijk een dierenarts als je slang een wond heeft. Een onbehandelde wond kan leiden tot een abces. - Slangenmijt komt ook regelmatig voor, vooral bij wildvangexemplaren en dieren die onder verkeerde omstandigheden worden gehouden. Wanneer mijten massaal voorkomen, kunnen deze zorgen voor stress, vervellingsproblemen, bloedarmoede, verlies van eetlust en uiteindelijk de dood van je slang.
- Ze zijn ook erg gevoelig aan inwendige parasieten. Entamoebe invadens is een gevreesde parasiet. Deze tast de wand van de dikke darm aan, waardoor de parasiet en bacteriën het lichaam gemakkelijk kunnen binnendringen. Vervolgens worden de organen aangetast. Niet eten, vermageren, slijmerige, waterige ontlasting, vaak met bloed, veel drinken, sloomheid en verzwakking zijn symptomen van de ziekte. De kans op overleving is gering en er moet onmiddellijk een behandeling worden opgestart.
- Mondrot komt ook regelmatig voor. Dit is een ontsteking van de bek. Het kan ontstaan door verkeerde omstandigheden in het terrarium, vooral door een natte, vuile bodembedekking. Raadpleeg de dierenarts als er tekenen zijn van ontsteking (pus, roodheid, zwelling, pijn met soms weigeren van voedsel tot gevolg).
- Een salmonella-infectie kan ook voorkomen. Dit is meestal symptoomloos, maar soms ontstaan er toch symptomen zoals waterige, groen gekleurde, stinkende ontlasting. Dit is overdraagbaar op de mens dus strikte hygiëne is vereist! Raadpleeg de dierenarts zo snel mogelijk.
- Inclusion Body Disease (IBD)
Benodigde ervaring
Als men enige ervaring heeft met het houden van andere terrariumdieren en graag slangen wil houden, is de koningspython een geschikte soort om mee te beginnen. Ze zijn rustig, niet agressief, worden niet te groot en zijn relatief eenvoudig te hanteren. Voor de beginnende slangenhouder is alleen een nakweekdier geschikt en dien je er zeker van te zijn dat het dier zonder problemen muizen eet. Verder is het ook van groot belang dat je je van te voeren goed laat informeren en precies weet welke verzorging dit dier vereist.